Artikel 5:6 APV roept veel vragen op.

Omdat een artikel in de APV, die het langer parkeren van een camper dan drie dagen verbied, veel vragen oproept, heb ik die aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gesteld. Zij maken de model APV.  Dit voorkomt dat we deze vragen aan iedere gemeente of gemeenteraad moeten stellen. Ik schreef hun het volgende:

Geachte heer, mevrouw,

Ik heb enkele vragen over artikel 5:6 van de APV.  Ik stel dit aan uw vereniging omdat ik zo niet alle gemeentes moet aanschrijven.

Mijn vragen:

  1. Kunt mij uitleggen waarom een VW transporter bestelauto langer dan 3 dagen mag parkeren en de California (rechter foto) maar maximaal 3 dagen? Beiden hebben exact dezelfde afmetingen. (Zie onderstaande foto’s).
  2. Door de betreffende regelgeving ontstaat rechtsongelijkheid. Door het niet gedefinieerde begrip “schadelijk voor het aanzien” waarbij een bestelbusje wel overal mag staan en eenzelfde busje ingericht als kampeermiddel niet is onbegrijpelijk. Hiermee lijkt de onderhavige regelgeving in strijd met de algemene rechtsbeginselen. Kunt u mij uitleggen waarom de VNG dit niet mee heeft genomen in dit model artikel?
  3. Mag van een regelgevende overheid niet verwacht worden dat zij waar nodig differentiatie aanbrengt in de regelgeving. In tegenstelling tot een caravan kan de kampeerauto ook (zelfs primair) voor dagelijks gebruik (woon-werkverkeer) benut worden. Dat kan niet met caravans. Waarom is er geen differentiatie binnen de regelgeving aangebracht. Parkeren is een verkeersdoeleinde. Het verbod is derhalve niet van toepassing omdat die NIET hoofdzakelijk voor andere doeleinden dan verkeersdoeleinden worden gebruikt. Zie de uitspraak van de Raad van State over het gebruik ( ECLI:NL:RVS:2014:2155). Formeel is het aanvragen van een ontheffing gelet op deze uitspraak dan ook niet noodzakelijk. De eigenaar zal echter steeds in bezwaar en beroep moeten gaan. Ook geeft het geen helderheid aan opsporingsambtenaren. Kunt u mij uitleggen waarom deze vreemde keus is gemaakt?
  4. Kunt u mij aangeven, waarom bijvoorbeeld een geparkeerde California het uiterlijk aanzien van de gemeente schaadt en de Transporter, zelfs als die erg vuil en roestig is niet? Er is veel aandacht besteedt aan het uiterlijk door de camperbouwers en huren zelfs specialisten in om de campers er zo mooi mogelijk uit te laten zien!!!!
  5. Veel gemeente hebben alle wegen binnen de bebouwde kom aangewezen. Dit is disproportioneel, er zijn veel plaatsen binnen de bebouwde kom waar wel kampeerauto’s geparkeerd kunnen worden. In dit kader is ook van belang de uitspraak van de Rechtbank Utrecht LJN AA3583 SBR 00/1938 d.d.12-12-2000 over het aanwijzen van alle bebouwde kommen binnen de gemeente buitensporig is omdat niet overal onvoldoende parkeerruimte binnen de bebouwde kommen is. Kunt u mij aangeven waarom de gemeenten hiervoor niet gewaarschuwd worden?
  6. De regels m.b.t. parkeren zijn geregeld in, bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994. Op grond van artikel 122 van de Gemeentewet is de gemeente niet bevoegd zaken te regelen die al door een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening worden geregeld. De Wegenverkeerswet geeft in artikel 2a aan dat provincies, gemeenten en waterschappen behouden hun bevoegdheid om bij verordening regels vast te stellen ten aanzien van het onderwerp waarin deze wet voorziet, voorzover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voorzover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen. Zoals aangegeven leent de Wegenverkeerswet zich uitstekend voor regulerende maatregelen waar het het parkeren van kampeerauto’s betreft. Ik verwijs u daarbij naar artikel 24 lid 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Naar mijn mening heeft de gemeente dan ook geen verordende bevoegdheid waar het het parkeren van kampeerauto’s betreft. De betreffende regels zijn op grond van artikel 122 Gemeentewet dan ook van rechtswege vervallen. Zie ook de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden van 26 april 2018, WAHV 200.196.540 26 CJIB 166444300 die deze mening onderschrijft.
    • Het hof overweegt dat het parkeerverbod zoals neergelegd in artikel 20, derde lid, van de Parkeerverordening 2012 van de gemeente Arnhem dezelfde strekking heeft als het parkeerverbod in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder g, van het RW I 990. Beide bepalingen dienen het belang van het reguleren van parkeervoorzieningen. Voor gemeentelijke verbodsbepalingen die dezelfde materie regelen als het RVV 1990 bestaat geen ruimte. Gelet hierop is het hof van oordeel dat artikel20, derde lid, van de Parkeerverordening 2012 van de gemeente Arnhem verbindende kracht moet worden ontzegd wegens strijd met artikel 24,.eersÍe lid, aanhef en onder g, van het RVV 1990. (Vgl. het arrest van het hof van 28 april 2016, WAHV 200.164.803, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GFIARL :20 I 6:3 450).
    • Het voorgaande brengt mee dat de inleidende beschikking, waarbij de sanctie is opgelegd, niet in stand kan blijven. Gezien de fase waarin de procedure zichthans bevindt, zíet het hof geen aanleiding om de gedraging te wijzigen in de gedraging behorende bij feitcode R397i.

Wij zullen hun antwoorden eveneens publiceren.

Reacties.

Op vrijdag 26 augustus kregen wij van de woordvoerder van de VNG de volgende reactie: “Ik heb uw vragen doorgestuurd naar mijn collega’s van beleid. Ik hoop u snel antwoord te kunnen geven, maar dat zal op zijn vroegst in de loop van volgende week zijn, want hij is nu nog op vakantie.” Wij wachten dit dus rustig af.

 

Share

Vergelijkbare berichten