Reacties en opmerkingen

Mijn email wisseling met een aantal gemeenten over de artikel 2 bij Protocol 4 bij het Europese Verdrag tot Rechten van de Mens en andere APV bepalingen heeft tot nu toe geleid tot de volgende reacties:

  1. Recuperatief (omdat doorrijden niet verantwoordt of toegestaan is) slapen/overnachten valt niet onder het verbod van artikel 4:18 APV. Dat is ook nooit de bedoeling geweest. Het mag echter niet lange duren dan noodzakelijk.
  2. De VNG vindt (volgens schrijven van de gemeente Bodegraven Reeuwijk) dat gemeenten zich in redelijkheid moeten afvragen dat als de camping vol is of niet (meer) toegankelijk, (alsnog) de mogelijkheid bieden tot overnachting door kampeerplaatsen aan te wijzen.
  3. De VNG geeft aan dat niemand verbiedt om te kamperen of te recuperen, maar in het belang van natuur en milieu, in sommige gevallen de verkeersveiligheid of de veiligheid van de overnachter zelf, kan dat niet zomaar overal. De VNG geeft daarbij aan dat iemand ie in een camper rijdt nooit verder dan een halve dagreis van een camping verwijderd is.
  4. De VNG geeft aan dat het juist is dat volgens rechtspraak de camper een verblijfplaats is, in de zin dat de overheid niet zomaar kan komen binnenvallen.
  5. Het recht van de keuze van een verblijfplaats is ook bekend. In geen van de genoemde uitspraken wordt gesteld, en voor zover de VNG bekend is het nooit de bedoeling van welke rechter dan ook geweest om die twee zo met elkaar in verband te brengen dat dit leidt tot een recht om naar believen overal een camper te plaatsen of dat de overheid  het plaatsen van campers in de openbare ruimte niet zou kunnen beperken.
  6. Een groot aantal gemeenten vindt dat zij voldoende mogelijkheden bieden op kampeer- en recreatiebedrijven en er daarnaast een ontheffingsmogelijkheid is. Een  dergelijk verzoek kent maar een beperkt aantal weigeringsgronden.
  7. Mij (De Minster van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) zijn uit de jurisprudentie geen vergelijkbare gevallen bekend die werden geacht onder de bescherming van dit grondrecht te vallen. Een dergelijke inbreuk is bovendien, zoals u zelf ook aangeeft, toelaatbaar mits wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 2, derde of vierde lid, van het vierde Protocol van het EVRM. De beperkingen moeten, op basis van artikel 2, derde lid, bij wet zijn voorzien, noodzakelijk zijn in een democratische samenleving in het belang van de nationale veiligheid of van de openbare veiligheid, voor de handhaving van de openbare orde, voor de voorkoming vanstrafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Vaak zullen de lokale voorschriften hieraan voldoen en kan bij overtreding van die voorschriften handhavend worden opgetreden. Twijfelt de campergebruiker echter over de rechtmatigheid van het handhavend optreden door het openbaar gezag omdat hij meent dat zijn grondrechten zijn geschonden, dan kan hij zich tot het openbaar gezag of de rechter wenden.

Natuurlijk heb ik op deze reacties ook gereageerd voor zover dat natuurlijk zinvol is.

Mijn eerste conclusie is dat de mening van de VNG en mij niet zo heel ver uit elkaar liggen. Het meningsverschil zou eenvoudig opgelost kunnen worden als alle gemeenten overnachtingsplaatsen zouden aanwijzen. Meerdere gemeenten geven ook al aan dat nu te overwegen.

De VNG reageert als volgt:

” In reactie op uw onderstaande mail, stuur ik u hierbij onze reactie. Deze reactie is afgestemd met onze beleidsmedewerkers van de afdeling Juridische Zaken.

Met excuus voor de vertraging die in de beantwoording van uw mail is ontstaan als gevolg van werkdruk en beschikbaar van collega’s, zoals ook hieronder reeds aan u gemeld.

De reële vraag die u voorlegt is of er in de gemeenten in redelijkheid voldoende gelegenheid is om recreatief een camper te plaatsen. Wij vatten uw brief op als een verzoek om op grond van de APV plaatsen aan te wijzen. Ten aanzien van uw brief merken wij in de eerste plaats het volgende op:

Het recht van vrije meningsuiting kan inderdaad nooit zo worden beperkt dat er geen reële mogelijkheid meer overblijft om (op een bepaalde manier) een mening kenbaar te maken.  De noodzaak om in algemene zin een beperking op te nemen ter bescherming van natuur en milieu en de verkeersveiligheid is bij vrije meningsuiting niet aan de orde. Dat ligt bij campers wel anders: niemand verbiedt om te kamperen en te recupereren, maar in het belang van natuur en milieu, in sommige gevallen van de verkeersveiligheid of de veiligheid van de overnachter zelf, kan dat niet zomaar overal.

De aard van de beperking is ook van een totaal andere aard. Een overheid die meningsuitingen zou verbieden in de openbare ruimte raakt daarmee de kern van het hele idee van meningsuiting: het is wezenlijk dat die in de openbare ruimte plaatsvindt. Maar wie in Nederland met een camper rondrijdt is nooit verder dan een halve dagreis van een camping verwijderd. Dat zijn verblijf op het privé-terrein van een commerciële partij plaatsvindt tast zijn recht niet aan.

Iets gechargeerd zegt u eigenlijk dat de overheid verblijfsmogelijkheden ten onrechte verbiedt en eist u dat de overheid in de openbare ruimte verblijfsmogelijkheden creëert.

Het is juist dat een camper volgens de rechtspraak een verblijfplaats is, in de zin dat de overheid niet zomaar kan komen binnenvallen, net zomin als in een huis. Het recht van vrije keuze van een verblijfplaats is ook bekend. In geen van de genoemde uitspraken wordt gesteld, en voor zover ons bekend is het nooit de bedoeling van welke rechter dan ook geweest, om die twee dusdanig met elkaar in verband te brengen dat dit leidt tot een recht om naar believen overal een camper te plaatsen of dat de overheid het plaatsen van campers in de openbare ruimte niet zou kunnen beperken.

Wat uw opmerkingen over recuperatief slapen betreft: het is juist dat dit niet onder het verbod valt, en dat is voor zover ik het kan bekijken ook nooit de bedoeling geweest. Dat zou lastig kunnen zijn qua handhaafbaarheid. Maar wanneer de overheid zou vermoeden dat degene die claimt te recupereren in werkelijkheid recreëert, lijkt het voor de hand te liggen daarop beleid te maken. Dit is echter een autonome beslissingsbevoegdheid van iedere gemeente en doet aan de deugdelijkheid van het artikel in de APV niets af.

Tenslotte: voor zover wij dat kunnen beoordelen wordt er noch in de model APV van de VNG, noch in de toelichting daarbij verwezen naar artikel 40 van de Woningwet. Wij adviseren gemeenten contact met u op te nemen om te bezien of er op grond van de individuele APV van elke gemeente al dan niet (extra) plaatsen kunnen worden aangewezen”.

Ik heb daarop als volgt gereageerd:

Allereerst hartelijk dank voor uw reactie.  Overigens kan ik mij in een groot deel niet vinden.

De VNG geeft aan dat een kampeerauto een verblijfplaats is waarin de overheid niet zomaar  kan binnenvallen. Deze mening deel ik, maar het huisrecht gaat.  Er wordt in het kader van artikel 138 Sr aangegeven dat een kampeerauto  onder het begrip woning valt.  Het EVRM kent het begrip ‘home’ dat veel verder strekt dan het begrip ‘woning’.  Zelfs delen van bedrijven kunnen hieronder vallen.

Hetgeen de VNG aangeeft  betreft het huisrecht, waar ook de kampeerauto (het woongedeelte) onder valt.  Volgens de HR (NJ 1994, 425) een woning in het kader  van artikel 138 SR, maar volgens Strafvordering voor de Hulpofficier (2009, blz 231) is een caravan/kampeerauto  een (tijdelijke) woning en moet dan ook worden begrepen onder het begrip ‘woning’.  Daarnaast is het begrip ‘home’ uit het EVRM ruimer dan het begrip woning, ook hier valt een kampeerauto onder. Immers hier voert men zijn privé leven in. Het Gerechtshof Arnhem is van oordeel, dat in de wettelijke bepalingen inzake kampeerauto’s, in het bijzonder de bepalingen inzake de mogelijkheid van verblijf, verzorging en overnachting, naast de vervoersfunctie de woonfunctie van een kampeerauto centraal staat. Kortom: een kampeerauto moet kunnen dienen als een kleine woning.  Daarbij is naast de aanwezigheid van enkele permanent aangebrachte essentiële voorzieningen een zekere leefruimte, onder meer in de vorm van de mogelijkheid van rechtopstaan voor een volwassen persoon van gemiddelde lengte, vereist. Deze uitleg sluit naar het oordeel van het hof ook aan bij hetgeen in het spraakgebruik onder een kampeerauto wordt verstaan. Ook veel Nederlandse gemeenten spreken in hun APV over ‘recreatief nachtverblijf’.  Dat een kampeerauto geen verblijfplaats is zoals in het betreffende artikelen aangegeven, lijkt mij dan ook,  gelet op de begrippen ‘woning’ en ‘home’ en de jurisprudentie (het geheel van uitspraken) over kampeerauto’s, onjuist.

Naar mijn mening is de stelling dat een kampeerauto niet onder het begrip van artikel 2 bij Protocol 4 van EVRM niet houdbaar bij de rechter.  De bewoner van de kampeerauto voert er zijn privé leven in, zoals ook artikel 8 van het EVRM aangeeft.  Het openbaar gezag mag zich daar slechts in mengen voor zover dat noodzakelijk  (pressing social need) is.  Daarnaast dienen de op te leggen beperking afgewogen te worden aan de begrippen ‘proportionaliteit’en ‘subsidiariteit’.  In alle andere gevallen is de gemeente niet bevoegd de beperkingen aan burgers op te leggen. Ook hier bepaalt het Verdrag dat er vooraf een afweging moet plaatsvinden op de genoemde gronden.  Dat de veiligheid van de mensen die in een kampeerauto overnachten  overal in het geding is wens ik te betwijfelen.  Er vinden jaarlijks miljoenen veilige overnachtingen plaats met kampeerauto’s buiten campings. De onveiligheid is daar zeker niet groter dan op een camping. In al de jaren dat wij met de kampeerauto rondtrekken, ‘hebben wij slechts één diefstal meegemaakt en dat was op een bewaakte camping.  Ik kan mij wel voorstellen dat bijv. overnachten langs autosnelwegen en op sommige plaatsen de veiligheid kan aantasten.  Op die plaatsen kan de overheid dan ook terecht een verbod instellen.  Ook de andere genoemde beperkingen zullen zeker niet overal gelden. Als men overdag met een kampeerauto bijv. tot 23.00 uur mag parkeren, dan lijkt het er bijna op dat de overheid het slapen aan het verbieden is.  Als voorbeeld kan dienen, overnachten langs het Veerse Meer in Zeeland in een (beveiligde) kampeerauto is verboden, maar er mag in hetzelfde gebied wel in een open boot overnacht worden.

U geeft in uw reactie aan dat het nooit de bedoeling van welke rechter dan ook geweest is dat kampeerauto’s maar naar believen overal geplaatst kunnen worden en dat de overheid het plaatsen van kampeerauto’s in de openbare ruimte niet zou kunnen beperken.  Dat is nooit mijn stelling geweest, sterker nog ik ben ik het mee eens, de beperkingen die de overheid eraan kan stellen worden aangegeven in het derde lid te weten: de beperkingen moeten noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid of van de openbare veiligheid, voor de handhaving van de openbare orde, voor de voorkoming van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.  Daarnaast behoort de overheid altijd de in het geding zijnde belangen (o.a. proportionaliteit en subsidiariteit) vooraf af te wegen.

Een kampeerauto heeft een groot aantal technische en wettelijke eisen, anders dan bijvoorbeeld caravans en tenten, waardoor de kampeerauto als kleine woning gezien kan worden. Dat deze beperkingen en de vereiste belangenafwegingen inhouden dat mensen in een kampeerauto’s alleen op campings mogen overnachten lijkt mij niet juist, men rekt dan de bepalingen en de in het geding zijnde belangen wel heel erg ver op.  Ik denk ook dat de VNG in haar modelverordening daarom ook de mogelijkheid heeft opgenomen om kampeerautoplaatsen aan te wijzen. Ook de gronden om ontheffingen te weigeren geven een goede en behoorlijke belangenafweging aan.  Wat dat betreft zitten de bepalingen van de modelverordening wel goed in elkaar. Hier uit zich de kritiek ook niet direct op, wel op de uitvoering die eraan gegeven wordt.

Daarnaast geeft u aan dat men in Nederland nooit langer dan een halve dagreis van een camping verwijderd is, een halve dagreis is met een kampeerauto toch enkele honderden kilometers.  Ik kan mij in dit argument dan ook helemaal niet vinden. Iemand die al een hele dag heeft gereden zou dan nog bijv. 4 uur verder moeten rijden  om op een camping te overnachten. Dergelijk zaken brengen zeker de verkeersveiligheid in gevaar. In dat geval zal de bestuurder van een camper beter gebruik maken van zijn recht om recuperatief te overnachten.

Dat het recuperatief overnachten niet onder  het verbod van artikel 4:18 van de APV valt is logisch. Immers het verbieden van recuperatief overnachten de (verkeers)veiligheid in gevaar zou brengen. Het opstellen van beleid om het onterecht gebruik maken van deze mogelijkheid te verbieden lijkt mij, als voormalig politieman, onmogelijk en onverantwoord. Hoe valt te bewijzen dat men niet recuperatief overnacht en wie gaat dat bepalen?

Resumerend: Wanneer overnachten met een kampeerauto  in de openbare ruimte wordt verboden zal er vooraf een belangenafweging (proportionaliteit en subsidiariteit) plaats moeten  vinden. Op dit moment nemen de meerderheid van de gemeentes de artikelen uit de modelverordening over, zonder de vereiste afwegingen en maken weinig of geen gebruik van de mogelijkheid om kampeerautoplaatsen aan te wijzen. Gelukkig zijn er enkele goede uitzonderingen. Door dit beleid vluchten de mensen met kampeerautos de grens over en komen de buitenlandse gasten steeds minder naar Nederland. Nederland zou er goed aan doen een voorbeeld te nemen aan landen als Frankrijk, Spanje, Portugal, Noorwegen etc. Het zou de VNG sieren als zij haar voorlichting richting de gemeentes op dit gebied zou bijstellen. Uit zeer betrouwbare bron weet ik dat er gemeentes zijn die camperplaatsen niet toestaan omdat zij dan toeristenbelasting missen.  Dit is toch te gek voor woorden!

Ik hoop op een reactie van uw zijde.

Nu ik na ruim 5 weken nog geen reactie heb ontvangen, heb ik de VNG op 9 september 2013 de volgende mail gezonden: “Op mijn laatste reactie naar u heb ik geen antwoord meer gehad. Ik betreur dat omdat dit betekent dat ik ook de gemeenten die ik nog niet benaderd heb ga aanschrijven. Dit geeft alleen maar extra werk. Samen met de VNG naar een juiste oplossing zoeken zou veel werk besparen voor de gemeenten.”

Ik wacht de reactie van de VNG af. De VNG heeft nooit meer gereageerd, kennelijk te moeilijk.

Zie ook het stukje dat de PZC erover schreef. In de PZC van 2 augustus 2013 is een er ruim aandacht besteed aan bovenstaande aktie.

Share